Paul Rijksen is directeur-bestuurder van Huize Het Oosten. In zijn column 'De mens achter de bewoner' schrijft hij over de noodzaak voor meer aandacht en ruimte voor de individuele zorgafnemer.
Creatief en efficiënt
Dag in, dag uit vullen onderwerpen als personeelstekorten, hoge werkdruk, ziekteverzuim, PNIL-kosten en innovatie onze agenda’s, aangevuld met talloze andere actuele en ook structurele items. Begrijpelijk en terecht. Want om onze bewoners goede zorg te verlenen in het perspectief van een toenemende zorgvraag en een krapper wordende arbeidsmarkt , wordt de druk op de creatieve geest van zorgaanbieders opgevoerd.
Ook in Huize Het Oosten, een mooi in het groen gelegen woon- en zorgcentrum in Bilthoven. Ook hier buigen wij ons dagelijks over de talloze voor verreweg de meeste zorgaanbieders bekende uitdagingen van het bij voorkeur opkrikken van het percentage medewerkers in dienstverband en het hun geven van een zo medewerkersvriendelijk mogelijk rooster. Ook wij kijken als kleinschalige instelling hoe wij tot een nog meer efficiënte bedrijfsvoering kunnen komen en hoe wij door samenwerking met andere zorgaanbieders de kwaliteit van de organisatie en daarmee van de zorg kunnen bevorderen. Alles, dag in, dag uit gericht op het belang van onze bewoners.
Ruimte voor menselijkheid
En toch, toch vraag ik mij zo nu en dan af of wij met al onze drukte en aandacht voor deze belangrijke zaken de mens achter de bewoner wel altijd voldoende scherp en goed op ons netvlies hebben. Ieder mens is uniek. Dus ook iedere bewoner. Hebben wij te midden van alle maatschappelijke dynamiek die onze huizen niet voorbijgaat alsmede alle grote zorgvragen die dagelijks ons op een presenteerblad worden aangereikt, wel voldoende oog voor de mens achter onze bewoners, voor ‘het zijn’ van onze bewoners?
De generatie waartoe onze bewoners behoren, is in het algemeen geen klagende, geen eisende. Moet ik daarom juist niet meer alert zijn als ik een bewoner een signaaltje hoor afgeven dat zou kunnen duiden op zorgen of problemen in zijn of haar leven? Is er in een veelal door onrust gekenmerkte samenleving, die bovendien niet weet te ontkomen aan uitwassen van individualisering, nog wel voldoende plaats voor de mens achter de bewoner, voor de mens als sociaal wezen met vragen, met onzekerheden?
Zingeving
Bieden wij, slechts als voorbeeld, voldoende ruimte aan onze bewoners voor het stellen van en het ingaan op vragen die cirkelen rond de zingeving van het leven, rond vraagstukken verband houdende met het einde van het leven? Toen ik onlangs inging op vragen van enkele bewoners om hierover een informatiebijeenkomst te beleggen, was de zaal tot de laatste plaats gevuld. Bieden onze begrotingen voldoende ruimte voor geestelijke verzorging of aandacht voor spirituele ontwikkeling, of vormen deze daarop een sluitpost? Is veel aandacht voor de mens achter de bewoner niet geofferd op het altaar van vele andere evenzeer belangrijke zaken, maar ook van het materiële genot? Ja, ik weet, ook voor die aandacht moet menskracht zijn. Maar toch…
De mens achter de bewoner
Mijn boodschap is daarom dat wij ondanks al die overvolle agenda’s ons niet voldoende kunnen richten op de mens achter de bewoner van vandaag, deel uitmakend van een sociale omgeving. De oudere mens die zijn eigen ik anders gaat ervaren, soms door onaangename veranderingen in het brein, soms ook door het wegvallen van dierbaren. De bewoner, die achter de mooiste voordeuren, soms in veel grotere eenzaamheid verkeert dan wij vermoeden. Wat is dan je ‘ik’ zonder een wij-gevoel? Om daarachter te komen, is tijd, is aandacht nodig, als onderdeel van goede zorg.